In mijn praktijk als mediator met een financieel/fiscale achtergrond wordt veel over Euro’s gesproken. Geld is een belangrijk onderwerp bij scheiding. Onzekerheid is daarbij een belangrijke drijfveer; kom ik wel rond met hetgeen ik meekrijg of kom ik wel rond als ik dat allemaal moet betalen in het kader van levensonderhoud kinderen of ex partner?

Mijn ervaring is dat er veel rust ontstaat als er meer inzicht en overzicht is ontstaan over vermogen en inkomen na scheiding. 

Alimentatie (en met name partneralimentatie) is het meest bezochte onderwerp op mijn website. In 16% van de scheidingsprocedures wordt nu alimentatie toegekend.

Het blijft verwarrend; het idee blijft dat er een recht en plicht is op partneralimentatie voor een periode van 12 jaar. Dat is niet zo! In de wet staat ook benoemd dat de bijdrage in kosten levensonderhoud maximaal 12 jaar bedragen (1:157 lid 3 BW). Met ingang van 1 januari 2020 zijn de wettelijke regels omtrent de looptijd van de partneralimentatie gewijzigd. Er gelden nieuwe maximale termijnen. Vaak zijn deze maximale termijnen korter. Zie hiervoor dit aanvullende artikel.

In datzelfde artikel (lid 1) staat opgenomen dat “De rechter aan de echtgenoot die niet voldoende inkomsten tot zijn levensonderhoud heeft, noch zich in redelijkheid kan verwerven, op dienst verzoek ten laste van de andere echtgenoot een uitkering tot levensonderhoud toekennen”.  Het onderdeel “zich in redelijkheid kan verwerven” zien we steeds vaker terug in gerechtelijke uitspraken. Er wordt steeds kritischer gekeken naar de alimentatie ontvangende partij. Van de ontvangende partij wordt verlangd dat hij/zij maximale inzet toont om in eigen onderhoud te voorzien. Partneralimentatie wordt steeds vaker als financieel vangnet gezien. Deze bewoording zien we ook vaker terug in uitspraken. Hieronder een aantal uitspraken waarin meer duidelijkheid wordt verkregen van het standpunt dat de diverse Gerechtshoven innemen. Onderaan het artikel zijn aanvullende uitspraken opgenomen. 

Gerechtshof Den Haag, 29-11-2017 ECLI:NL:GHDHA:2017:3788

In deze uitspraak bevestigt het Hof dat alimentatie een tijdelijk financieel vangnet is. In deze casus heeft de vrouw een betaalde part time baan. Het uitbreiden van haar uren of het aannemen van een tweede baan is met de huidige functie niet mogelijk. Haar werkgever stelt dat zij ook in haar vrije uren beschikbaar moet zijn. Het hof stelt begrip te hebben voor de vrouw, het huidige vaste contract opzeggen in ruil voor een tijdelijk contract is een risico. Daarentegen verwacht het Hof wel dat zij zich aantoonbaar gaat inspannen om haar werkzaamheden uit te breiden. In een convenant (middels mediation) kan een trapsgewijze afbouw van alimentatie worden opgenomen en de wijze waarop de ontvangende partij zich zal inspannen voor het uitbreiden van uren/verhogen van het zelfstandig inkomen.

Een andere uitspraak: Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden 20-04-2017, ECLI:NL:GHARL:2017:3366

In deze uitspraak gaat het Hof in op de verdiencapaciteit van de vrouw. Uit de stukken blijkt dat de vrouw altijd € 49.000,- heeft verdiend. Het Hof stelt hierbij vast dat haar verdiencapaciteit € 49.000,- bedraagt. De vrouw is tijdelijk arbeidsongeschikt geweest maar weer volledig arbeidsgeschikt verklaard. De vrouw vraagt een partneralimentatie. Naar het oordeel van het hof heeft de vrouw niet aangetoond dat zij sindsdien actief op zoek is (geweest) naar werk om in haar levensonderhoud te kunnen voorzien. De vrouw heeft geen sollicitatiebrieven of andere bescheiden in het geding gebracht waaruit sollicitatiepogingen blijken. Aangezien de vrouw haar stelling dat zij rederwijs niet in staat is om in eigen levensonderhoud te voorzien niet dan wel onvoldoende heeft onderbouwd, zal het hof haar verzoek om een bijdrage van de man in de kosten van haar levensonderhoud vast te stellen dan ook afwijzen. 

Een andere uitspraak met ook een ander uitgangspunt: Gerechtshof Den Haag 04-05-2016, ECLI:NL:GHDHA:2016:1390

De vrouw is in 2015 naast haar eigen onderneming niet meer aanvullend werkzaam in loondienst. Uit hetgeen hiervoor is weergegeven kan worden opgemaakt dat de totale inkomsten van de vrouw door het beëindigen van haar werkzaamheden in loondienst in 2015 aanzienlijk zijn gedaald. Het hof is van oordeel dat van de vrouw verwacht mag worden dat zij er voor zorgdraagt dat zij in ieder geval met ingang van 1 november 2016 weer kan beschikken over een inkomen, gelijk aan het inkomen dat zij in 2014 heeft kunnen verwerven. Wanneer het de vrouw niet lukt om dit inkomen volledig uit haar eigen bedrijf te verwerven zal zij naar het oordeel van het hof haar werkzaamheden als zelfstandig ondernemer wederom moeten combineren met arbeid in loondienst.

Elke situatie is verschillend. In bovenstaande uitspraken heb ik proberen inzicht te geven in drie verschillende situaties. Tegenwoordig wordt verwacht dat er meer actie wordt ondernomen door de alimentatie ontvanger om in zijn/haar eigen levensonderhoud te voorzien. De vraag of iemand recht heeft op 12 jaar alimentatie wordt ook steeds vaker ontkennend beantwoord. Er is een inspanningsplicht om in het eigen onderhoud te voorzien. Deze inspanningsplicht is ongeacht de leeftijd van betrokkenen.

Je hebt het recht op als je aan je plicht tot hebt voldaan.

In mijn praktijk zijn partijen in goed overleg en kunnen ook vaak afspraken gemaakt worden inzake partneralimentatie, vaak zijn het afspraken met maatwerk. Een afbouw in alimentatie met een maximaal termijn. 

Aanvullende uitspraken:

  • Hof Den Haag; 29 november 22017; inzake verdiencapaciteit van de alimentatiegerechtigde. 
  • Hoge Raad; 2 februari 2020; in hoeverre kan verwacht worden dat een bepaald inkomen wordt verworven?