Herziening van het stelsel van partneralimentatie

In mijn praktijk, als mediator met een financieel/fiscale achtergrond, komen vaak partijen met de mededeling dat zij best alimentatie willen afspreken maar de alimentatie waar hij/zij recht op heeft of verplicht is tot betalen. Dat is altijd lastig te beantwoorden; welk recht heeft iemand? Er zijn richtlijnen en maxima vastgesteld en elke situatie is anders. Daarbij is het ook nog zo dat uit de praktijk blijkt dat een recht in het zuiden van ons land anders is dan een recht in het westen. Uitspraken geven dit aan; in het zuiden wordt regelmatig een alimentatieduur van 12 jaar uitgesproken, in het westen is de uitspraak voor het recht op alimentatie vaker korter. In de huidige wetgeving is ook opgenomen dat een bijdrage in kosten levensonderhoud kan worden toegekend aan de echtgenoot die niet voldoende inkomen heeft, noch zich in redelijkheid kan verwerven.  (artikel 157 lid 1 BW boek 1)

NB; inmiddels is een nieuwe herziening opgesteld zie hiervoor: Wet herziening partneralimentatie juni 2018

Wijziging van de regelgeving is al lang onderwerp van gesprek. Er zijn al diverse voorstellen gedaan voor aanpassing van deze wetgeving. Hieronder een uiteenzetting van de aanpassing zoals deze zijn uitgewerkt in de Nota van wijziging 14 maart 2017.

Wat is de inhoud van de Nota van wijziging 14 maart 2017?

  1. Termijn voor de betaling van de kosten levensonderhoud is maximaal de helft van de duur van het huwelijk met een maximum van vijf jaar.
  2. Van het maximum termijn wordt afgeweken indien de kinderen de leeftijd van 12 jaar nog niet hebben bereikt; de bijdrage in kosten levensonderhoud zal dan eindigen indien het jongste kind de leeftijd van 12 jaar heeft bereikt.
  3. Einde van de bijdrage in levensonderhoud wordt eveneens bereikt indien de alimentatieplichtige de AOW gerechtigde leeftijd heeft bereikt.
  4. Heeft het huwelijk langer dan 15 jaar geduurd én is de leeftijd van de ontvangende partij 10 jaar lager is dan de AOW gerechtigde leeftijd, dan vervalt de verplichting tot betaling op de datum dat de alimentatiegerechtigde de AOW gerechtigde leeftijd heeft bereikt.
  5. Indexering van de uitkering is komen te vervallen.
  6. Wijziging in artikel 160 is de zogenaamde proefsamenleving van de alimentatiegerechtigde. Wanneer deze opnieuw in het huwelijk treedt, een geregistreerd partnerschap aangaat dan wel samenleeft als zijnde gehuwd vervalt de betalingsplicht. Indien de alimentatiegerechtigde binnen zes maanden de samenleving beëindigd, zal de betalingsverplichting herleven. Indien de alimentatiegerechtigde schriftelijk heeft aangegeven het voornemen te hebben te gaan samenleven met het tijdstip waarop de samenleving zal aanvangen.
  7. In tegenstelling tot het oorspronkelijke wetsvoorstel wordt niet langer rekening gehouden met de verdiencapaciteit van de alimentatiegerechtigde. Handhaving van de welstand ten tijde van het huwelijk blijft het uitgangspunt in het nieuwe wetsvoorstel. Als grondslag wordt het netto inkomen voor echtscheiding aangehouden.
  8. Wijziging van de hoogte van de partneralimentatie is alleen mogelijk indien partijen dit samen overeenkomen  of indien er een beroep wordt gedaan op de hardheidsclausule[1].
  9. In bijzondere situaties kan worden afgeweken van de berekeningssystematiek. Het is dan wel noodzakelijk dat die berekeningssystematiek duidelijk is en er niet te veel afwijkingen voor mogelijk zijn.

 

In aanvulling van het wetsvoorstel is een concept tekst Algemene Maatregel van Bestuur[2] opgesteld inzake partneralimentatie.

 

Behoefte

De behoefte aan een bijdrage in de kosten levensonderhoud wordt bepaald door de inkomens direct voorafgaand aan het tijdstip van de indiening van het verzoek tot echtscheiding. Deze inkomens worden verminderd met de (door ieder van de ouders) te dragen kosten van verzorging en opvoeding van de minderjarige kinderen en van de meerderjarige kinderen die de leeftijd van 21 nog niet hebben bereikt en studeren.

Draagkracht

Voor het bepalen van de draagkracht zijn tabellen ontwikkeld. De draagkracht wordt vastgesteld op het inkomen ten tijde van het verzoek vaststelling of wijziging  van een uitkering tot levensonderhoud.

  1. Er zijn diverse tabellen opgesteld, ook tabellen waarbij wel of geen rekening wordt gehouden met een bijdrage in de kosten van woonlasten van de andere echtgenoot. Hierbij bedraagt de woonlast maximaal € 720,-  netto (inkomen tussen € 2.400 en € 2.700,-). Dat is in de periode dat het overgangsrecht van de eigenwoningregeling nog van toepassing is circa € 1.200,- bruto.
  2. De draagkracht wordt ook verlaagd met de bijdrage in kosten van het levensonderhoud van de kinderen.

 

Ik heb daarbij nog een aantal vragen:

  • In hoeverre rekening wordt gehouden met een inkomen van de alimentatiegerechtigde is mij niet duidelijk.
  • Wordt er rekening gehouden in de bijdrage in de bruto woonlasten en wat als deze woonlasten niet langer aftrekbaar zijn ivm het overgangsrecht eigen woningregeling?
  • Wordt in dat inkomen rekening gehouden met het te ontvangen kindgebondenbudget?
  • In het voorstel is ook opgenomen dat rekening kan worden gehouden met noodzakelijk lasten. Een punt van discussie, wat is noodzakelijk?
  • Daarbij mis ik ook de zogenaamde jusvergelijking, wat als door de draagkracht de alimentatiegerechtigde een hoger besteedbaar inkomen heeft dan de alimentatieplichtige?

Het zou inderdaad eenvoudiger zijn om alles van een tabel af te lezen maar welke situatie sluit aan bij een tabel?

Duidelijk is en blijft dat het altijd heel prettig is als afspraken worden gemaakt door overleg met elkaar. Het is dan ook belangrijk dat deze afspraak op een, fiscaal en juridische, manier juist worden vastgelegd zodat de belastingdienst deze afspraken ook accepteert en partijen niet voor een fiscale verrassing komen te staan nadat een aangifte is gedaan.

De wetgeving en rechtspraak is een vangnet voor partijen die er niet samen kunnen uitkomen. Dat daarvoor een richtlijn aanwezig is, is prettig. Helaas is het zo dat een advocaat behoorlijk wat invloed kan hebben op het invullen van deze richtlijnen en partijen ook afhankelijk zijn van de kennis van de Rechters. In de huidige en de voorgestelde wetgeving.

 

 

 

 

 

 

 

[1] Hardheidsclausule is een mogelijkheid om af te wijken van het dwingend recht.

[2] Een Algemene Maatregel van Bestuur is een uitvoeringsbesluit dat bij een Wet hoort.