Regelmatig zie ik dat pensioenen en lijfrenten worden verrekend met de overwaarde van een huis of het spaargeld.
Uitleg en begeleiding is dan heel belangrijk. Een lijfrente of pensioen is vaak opgebouwd door middel van een inleg waarbij een belastingvoordeel is behaald (bruto inleg of een aftrek inkomstenbelasting bij een lijfrente premie). Dat het vermogen ooit tot uitkering komt waarbij een belasting wordt geheven wordt vaak duidelijker als je deze toelichting geeft.
Dat het vermogen in lijfrente of pensioen (met deze latente belastingclaim) wordt toegedeeld aan één van beiden en wordt verrekend komt vaak voor. Dat is ook allemaal mogelijk. Belangrijk is dan om dat ook goed vast te leggen in een convenant zodat partijen (en de boekhouder) dat veel later (bij de aangifte inkomstenbelasting) ook nog weten en weten hoe ze hiermee om moeten gaan.
Groot misverstand is dat een pensioen (dat bij de werkgever is opgebouwd) bij het vermogen van partijen behoort. In het kader van 1:94 BW is vastgesteld dat pensioenaanspraken niet tot het te verdelen vermogen behoren.
De toedeling/verrekening van een vermogen in de vorm van een lijfrente of pensioen kan aftrekbaar en belastbaar zijn voor partijen, artikel 6.3 lid 1 Wet IB 2001 onderdeel d en artikel 3.102 lid 3 onderdeel b Wet IB 2001. Bij degene die het belastingvrije vermogen (spaargeld/overwaarde woning) ontvangt volgt een bijtelling op het inkomen ter hoogte van het deel waarvan wordt afgezien. Bij degene die het belastbare vermogen (pensioen en lijfrente) ontvangt volgt een belasting aftrek op het inkomen.
De laatste tijd komen steeds meer uitspraken waarbij de afwikkeling van de verrekening van dit soort vermogen, belastingtechnisch, niet goed is gegaan. Bij heel veel aangiften inkomstenbelasting gaat dit fout (40%) en dat kan voorkomen worden! Het is altijd een tegenvaller voor één van de partijen die een blauwe envelop ontvangen met een acceptgiro. De belastingdienst kan van mening zijn dat de overwaarde van de woning of het spaargeld een belaste verkrijging is. Deze aanslagen inkomstenbelasting kunnen oplopen blijkt wel uit recente uitspraken. Hof Den Bosch december 2017
Dit kan men voorkomen. In het jaar van verrekening kan men opteren voor fiscaal partnerschap (art. 2.17, lid 7 Wet IB 2001), waardoor de man en de vrouw de bijtelling op grond van art. 3.102, lid 3 Wet IB 2001 en de aftrekpost op grond van art. 6.3, lid 1, onder d Wet IB 2001 beide aan de vrouw hadden kunnen toedelen, waardoor het geheel fiscaal neutraal kan verlopen. Wel dient rekening te worden gehouden met een mogelijke heffing voor de Zorgverzekeringswet (in mijn praktijk wordt daarvoor vaak de afspraak gemaakt dat deze heffing 50/50 wordt gedragen). Een kleine kanttekening in het convenant en even opletten bij de aangifte inkomstenbelasting en een hoop fiscale ellende (en zorgen) kan worden voorkomen.
In deze bijlage ontvangt u een kleine uitwerking.
Woensdag 27 juni 2018 is het gewijzigd Wetsvoorstel herziening partneralimentatie behandeld. De politieke partijen hebben hun standpunten en vragen besproken. Voor meer informatie hierover zie: Plenair verslag tweede kamer. Op een nader te bepalen moment zal deze discussie worden hervat. De initiatiefnemers hebben hierdoor de mogelijkheid om hun reactie voor te bereiden. En een onderbouwd antwoord geven op de vragen vanuit de kamer.